We komen hier vandaag samen om de slachtoffers te herdenken van de Tweede Wereldoorlog en van oorlogssituaties en vredesoperaties waarbij Nederland na de Tweede Wereldoorlog was betrokken.
Al bijna tachtig jaar zeggen we op deze dag: ‘nooit weer’.
Nooit meer een wereldoorlog, nooit meer een holocaust.
We herinneren onszelf en elkaar er ieder jaar opnieuw aan dat we dát niet wíllen, niet mógen laten gebeuren.
Maar de realiteit toont een ander gezicht.
Na afloop van de Tweede Wereldoorlog is er weliswaar geen wereldomspannende ‘hete’ oorlog meer geweest, toch was er geen dag zònder oorlogsgevechten, zonder oorlogsmisdaden, ergens op de wereld.
En inmiddels komen de gruwelen van oorlog voor ons weer dichterbij.
In geografische zin, door de oorlog in Oekraïne.
En in emotionele zin, door de actuele oorlog tussen Hamas en Israël.
Want van de vele oorlogen die op dit moment ergens in de wereld worden uitgevochten, denk bijvoorbeeld aan Myanmar of Soedan, raakt de oorlog tussen Israël en Hamas, met al zijn gruwelijkheden, ons extra hard.
En dat heeft alles te maken met de dag van vandaag.
In de Harlinger binnenstad liggen overal stolpersteine, de struikelstenen die ons herinneren aan onze Joodse stadgenoten die in de oorlog zijn weggevoerd en vermoord in de vernietigingskampen. Harlingers die zijn vernietigd, omdat ze Joods waren, en door het Nazi regime in Duitsland werden beschouwd als een minderwaardig ras. Een ras waarmee leden van het Arische ras, het zogenaamde ‘Herrenvolk’, kon en mocht doen wat het wilde. Want een ‘Herrenvolk’ is een volk dat zich verheven voelt boven andere volkeren.
Hoewel de organisatorische precisie en industriële methoden die het Duitse Nazi regime toepaste van een ongekende schaal waren, was de rechtvaardiging die zij gebruikten voor hun misdaden niet nieuw. Helaas is de gedachte dat mensen met bepaalde kenmerken beter zijn of meer rechten hebben dan anderen met andere kenmerken, van alle tijden.
En voor sommigen rechtvaardigt dit het ontmenselijken van de ander, en daarmee mishandeling, vernedering en moord.
De film ‘Mississippi Burning’ uit 1988 gaat over de rassenscheiding in het Zuiden van de Verenigde Staten. Het verhaal, geïnspireerd door ware gebeurtenissen, speelt in de jaren zestig.
Drie jonge burgerrechtenactivisten, reizen naar Mississippi om zwarte inwoners te helpen zich te registreren als kiezers. Ze worden door leden van de Ku Klux Klan vermoord en in het geheim begraven. Twee witte agenten van de FBI komen in de stad om de vermiste activisten te zoeken.
In een cruciale scene vraagt de ene agent aan de ander, waarom er zoveel haat is onder de witte inwoners jegens zwarte mensen.
De andere agent, zelf opgegroeid in Mississippi, vertelt over zijn vader, die ooit het muildier vergiftigde van een zwarte boer.
Deze boer had namelijk meer succes met zijn bedrijf dan zijn vader.
Zijn vader gaf als verklaring voor zijn daad, en ik citeer: “If you ain’t better than a (scheldwoord) who are you better than?”.
In gewoon Nederlands: ‘als je niet beter bent dan een zwarte man, ben je dan nog wel beter dan een ander’?
Wie ben je nog, als je dat niet bent?
Als er niet tenminste één groep is die ‘onder’ jou staat op de ladder.
Zodat je er op kunt neerkijken, of zelfs trappen.
We kunnen de ‘zwarte man’ rustig vervangen door ‘Jood’, ‘Roma, ‘Sinti’, ‘homo’, ‘moslim’, ‘vrouw’, ‘vreemdeling’.
Zelfwaardering die afhangt van het minderwaardig achten van een ander vanwege diens ras, geslacht, religie, seksuele voorkeur, nationaliteit.
Het is een behoefte die misschien wel in ons allemaal latent aanwezig is.
Een behoefte die, als we niet oppassen, kan groeien naar haat en discriminatie als we maar gefrustreerd genoeg zijn.
Impressie 4 mei dodenherdenking algemene begraafplaats - Foto's: Dorus Breidenbach
De geschiedenis en het heden leren dat er altijd weer demagogen zijn die dergelijke sluimerende gevoelens weten aan te wakkeren tot een beweging van mensen die openlijk uitdragen dat ze meer recht hebben dan de ander.
Het recht om hun land te veroveren, hun bezit af te pakken, hun bevolking te onderdrukken.
Het recht om een ander straffeloos uit te schelden, te kleineren, beroven, mishandelen, doden.
En in een situatie van oorlog, met alle gruwelen die daarbij horen, komt daar de gedachte aan wraak bij, en kunnen mensen nog gemakkelijker vatbaar worden voor het ontmenselijken van hun vijanden.
Dat zagen we tijdens de Tweede Wereldoorlog aan het lot van de vervolgden. In Nederlands-Indië tijdens de dekolonisatie. We zagen het in Boetsja, Oekraïne. Op 7 oktober, in Israël. En nu ook in Gaza.
We zien het ook in onze samenleving gebeuren, zeker nu het anti-semitisme en de weerstand tegen vreemdelingen toenemen.
En die wetenschap raakt ons en vraagt om houvast.
Kan dit ook ons gebeuren? Kunnen ook wij zover komen dat we het ontmenselijken van de ander nodig hebben om zelf iemand te zijn?
Vandaag herdenken we niet alleen de mensen die werden vervolgd of door oorlogsgeweld om het leven kwamen, maar ook de mensen die opstonden tegen onrecht.
Die een sterk moreel kompas hadden, het goede deden, vaak ten koste van hun eigen leven.
Moge de gedachte aan hun voorbeeld ons inspireren.
Omdat ieder mens van waarde is.