Tekst Jan Norg
Op 16 januari 1945, enkele maanden voor de capitulatie van Nazi-Duitsland, worden circa 110 verzetsmensen uit de drie noordelijke provincies naar het concentratiekamp Neuengamme bij Hamburg gedeporteerd. Onder deze groep verzetsmensen vielen onder meer dertien Harlingers op bevel van de Sipo/SD Groningen.
Na een barre tocht van twee dagen stopt de trein op het perron van het concentratiekamp Neu-engamme. Bij de ‘inklaring’ worden twee groepen geformeerd. De grootste groep van circa 70 mannen krijgt “Torsperre” opgelegd. Dit betekent dat ze onder geen enkel beding het kampterrein mogen verlaten. In afwachting van het bevel tot executie uit Berlijn worden ze in de kelder van één van de stenen gebouwen ondergebracht. Hier werden ze opgehangen in de Arrestbunker. Daarna worden hun lichamen in het crematorium op het kampterrein gecremeerd en wordt de as als compost op de tuinderijen van de SS uitgestrooid. Daardoor verdwijnen ze in ‘Nacht und Nebel’. Hun overlijden wordt nergens schriftelijk vastgelegd of melding van gedaan. Mijn moeder zal pas in begin vijftiger jaren te horen krijgen dat haar man, die vermist was, niet eerder dan 1 februari 1945 doch uiterlijk 10 maart 1945 overleden is.
In 1946 neemt het ophangen van deze groep een belangrijke plaats in bij de door de Britten gevoerde Curiohausprocessen tegen de SS-hoofdaangeklaagden van het concentratiekamp. Maar helaas is deze gebaseerd op de foutieve verklaring van een prominente gevangene. Hij verklaart dat zo’n 78 mannen, spoorwegpersoneel afkomstig uit kamp Amersfoort die in oktober 1944 zijn ingeklaard, zijn opgehangen in de Arrestbunker. Daarmee is in één klap de groep van circa 110 verzetsmensen uit de drie noordelijke provincies van het toneel verdwenen.
De andere groep van ongeveer 40 man, onder wie acht Harlingers, worden als ‘gewone’ gevangenen in de houten barakken ondergebracht. De meesten van hen zullen na drie dagen als dwangarbeiders, onder wie ook acht Harlingers, in de haven van Hamburg te werk worden gesteld. Omdat het Lagerhaus G. ernstig beschadigd is door een bombardement, worden ze eerst tijdelijk ondergebracht in de Blokken A en B van het tuchthuis Fuhlsbüttel in Hamburg. Op 15 februari 1945 plaatst de SS de 800 mannen weer terug in het dan herstelde Lagerhaus G aan de Dessauer Straße in de haven van Hamburg. Pas in 2014 lukt het dan eindelijk de indertijd gemaakte fout weer recht te zetten en het Groninger transport van 16 januari 1945 de plaats te geven die het hem toekomt.
Kort geleden ontvingen we van de Stichting “Lagerhaus G’ Heritage Foundation” uit Hamburg een schrijven. Zij zullen op 16 januari a.s. bloemen gaan leggen ter nagedachtenis van de ca. 110 vermoorde Nederlandse concentratiekampgevangenen uit Lagerhaus G. En stellen ons voor om ook in Harlingen bloemen te leggen bij het ‘Neuengammemonument’.