Tekst: verzameld uit verschillende bronnen en herschreven door Joop van der Heide
Op de linkerflank van het Canadese 2e Legerkorps lag de Canadese 3e Infanterie Divisie met hemelsbreed 200 kilometer verderop naar het noorden, de einddoelen aan de Friese Waddenkust en Leeuwarden als belangrijkste divisie aanvalsdoel.
Het burgerverkeer op de route Harlingen – Leeuwarden – Groningen werd op 5 april al stopgezet. Militaire colonnes mochten niet meer gehinderd worden in hun bewegingen om de Kop van de Afsluitdijk te bereiken. Vervolgens werd het vliegveld Leeuwarden op 6 april door de Duitsers afgeschreven voor militair gebruik. En de Arbeitsreferent te Leeuwarden oordeelde dat Ausweise niet meer nodig waren want: ‘..Der Krieg ist ja am Ende..’.
In Friesland was er geen sprake van het voeren van een verdediging door de Duitsers, hooguit van de vraag hoe het vege lijf te redden. Slechts één bataljon was er nodig om Friesland in een razend snel tempo te doorkruisen vanaf Noordwolde tot aan de Friesche waddenkust ten noorden van Dokkum. De ingezette brigades van de Canadese 3e Infanterie Divisie, behoefden alleen nog wat ‘opruimwerkzaamheden’ te verrichten. Maar in de sector van Makkum en Pingjum tot aan de Afsluitdijk moesten de Canadezen voluit aan de bak. De Canadese 9e Brigade, met zijn Highlandbataljons en het zelfstandig verkenningsbataljon van de brigade (het 7e), bereikte na veel vertragingen op 15 april 1945 Leeuwarden. Even daarvoor was een jeep met vier man van de Dragoons de door de Duitsers verlaten stad al binnengekomen... De grote uitstroom van Duitsers van oost naar west dwars door Leeuwarden vond plaats op 13 en 14 april tot laat in de avond. ‘...Een schouwspel om nooit te vergeten (...) Het leek wel of er geen eind kwam aan de nu zo rampzalige stoet (...) Hier en daar zuchtte een moffenmeid mee...’, Oostwaarts gaan lukte niet meer omdat de geallieerden de Heimat al voor een aanzienlijk deel bezet hadden.
De ‘Vesting Holland’ was cynisch genoeg de nog enige, zij het ijdele, hoop. De Kop van de Afsluitdijk moest worden bereikt voordat zij ook hier zouden worden afgesneden door troepen van de Canadese 8e Infanterie Brigade.
Vanuit Leeuwarden spoedde één van de bataljons zich in westelijke richting om Harlingen te bevrijden. Verder dan Franeker kwamen zij zondagmiddag 15 april niet. De Canadese spits maakte bij Franeker rechtsomkeert, daarbij de ruim 500 achtergebleven Duitsers in Harlingen de gelegenheid gevend om op zondag 15 april en maandag 16 april op grote schaal vernielingen aan te richten. Bruggen werden vernietigd en meer dan 15 vaartuigen tot zinken gebracht. Maandagochtend 16 april bereikte de voorhoede van de Canadezen Midlum, even buiten Harlingen gelegen. Vanuit Herbaijum werd Harlingen vroeg in de avond met artillerievuur bestookt dat door een luchtwaarnemer werd geleid. De Canadese commandant nam zijn toevlucht tot een beproefd recept: murw bombarderen, dan pas binnentrekken. Een Harlinger brandweerman verklaarde later dat her en der loodsen als een fakkel brandden: ‘...het was één vlammenzee...’. Later op de avond trokken de tirailleurs de stad in en konden zij zich rond middernacht meester maken van de binnenstad. Het was dinsdag 17 april 1945 geworden.
Afbeelding wapen van het Ontario regiment.
Canadese tank en bemanning wordt op de Noorderhaven door Harlingers begroet.
Intocht Canadese voertuigen via de Rozengracht over het Zuiderplein.
Tekst Bron: go2war2.nl/artikel/1135 / teksten: Maarten C. Ho.