Tekst en beeld Gijs van Hesteren
Vorige week tot aan de wachtplaats van de sluis van Hérant, in het Franse riviertje de Aisne. ‘s Avonds kon ik niet overstappen naar de wal. Het was te ondiep, of het schip te diep geladen.
Om een uur of negen in de ochtend wandel ik toch naar de sluis. Eerst heb ik de spits een meter of twintig naar voren gelegd, zodat het achterschip bij de paal met de ladder uitkomt. Met de dikke DAF achterin is het daarna makkelijk om dichtbij de ladder te sturen. Gelukkig heb ik nu het nummer van de Franse beambte, dus dat bel ik dan maar. Hij maakt voor mij onverstaanbare Franse geluiden, maar zorgt dat het licht op groen gaat.
Prettige zondag
In de sluis komt een andere meneer naar me toe gewandeld. Hij heeft een apparaatje in zijn hand: de beroemde telecommande.
"Had u er geen?" vraagt hij onschuldig.
"Nou nee", zeg ik. "Uw automatische distributeur zag geen reden om mij er een te verstrekken."
"Dat kan niet", zegt hij. "Toch is het zo", zeg ik. "Nee hoor", zegt hij. Ik geef het op. Tegen Kafka kan je niet vechten.
"Oké, oké, in elk geval bedankt en ik wens u een prettige zondag, meneer."
Vanaf dat moment gaat het schutten bij de sluizen op rolletjes.
Dat geldt niet helemaal voor het varen. Veel later, in een bocht, ik houd de voorsteven netjes in het midden van de rivier, lopen we opnieuw omhoog. Dit keer met acht kilometer per uur. Vast is vast, denkt de Manna. Ik krijg er geen beweging in.
Koffie
Dan ga ik eerst maar eens een bakje koffie zetten. Gelaafd probeer ik het opnieuw. Vooruit, achteruit, bakboord, stuurboord. De zwarte rookwolken die de DAF 575 van de boegschroef (noem ik meestal Greta) uitbraakt beginnen warempel af te nemen. Eindelijk op temperatuur. Sorry Greta, ik zal je naam niet meer misbruiken.
Ruim een uur duw en trek ik het schip met behulp van de twee DAF-diesels heen en weer. Dan, met alle kracht achterwaarts gericht, begint de Manna te bewegen, tergend langzaam en dan allengs vlotter. We zijn los. Pfff. Sleepboten zijn hier niet dik gezaaid.
“Wij komen hier al vijfendertig jaar. Het komt door de zware regens van augustus”, legt een spitsenschipper me later uit. “De versterkte stroming deponeert slib op onverwachte plaatsen. Bijvoorbeeld ook in de opvaart naar sluizen, want vlak daarnaast ligt meestal de stuw. Als je het weet kan je eromheen sturen.”
Weer wat bijgeleerd.
Een Belg
Later moppert de man op mij, via de marifoon. Hij is een Belg. “Altijd liggen jullie Nederlanders dwars, met je eigenwijze koppen.” Daar is geen woord Frans bij. Zijn spits vaart een stukje voor me uit en moet een eindje verderop aan dezelfde kade lossen als de Manna. Daar is weinig ruimte om te wachten, zegt de Belg, en hij vindt dat ik maar zolang aan de wachtkade van Soissons moet gaan liggen.
Dat botst met het vaarprogramma dat Bart mij meegaf. Ik bel hem even. “Nou, die man is niet de havenmeester of zo”, zegt Bart, “en als de fabriek ons om zo en zo laat op dinsdag verwacht, verwacht de fabriek ons om zo en zo laat op dinsdag.”
Dus ergens bij een wachtplaats vaar ik de Belg voorbij. Hij roept me allerlei onaardige dingen toe, maar gelukkig maakt mijn DAF 1160 zoveel herrie dat ik er niks van versta. Inderdaad is er bij de kade van de fabriek weinig plaats, maar het lukt me toch om de Manna ergens uit de weg vast te knopen. Later komt de Belg voorbij, niks aan de hand, hij kan lekker lossen en daarna komen wij wel weer aan de beurt. Even de-escaleren. Hij en ik maken het weer goed, aan de kade. En als typische Nederlander doe ik in het buitenland alsof ik gek ben.
Dit is Bart, de eigenaar van de Manna. Iemand waar ik graag voor werk.
Oeps, we zitten aan de grond. De beide DAF’jes moeten aan de slag.
Lossen doet men gewoon met de grondverzetmachine. Schep voor schep van schip naar truck. Het gaat verrassend snel.